Van virtuele werkelijkheid naar échte werkelijkheid om bestaanszekerheid te versterken

De urgentie om problemen in de bestaanszekerheid aan te pakken is hoog en wordt inmiddels breed gedeeld. Dat biedt hoop voor mensen in nood. Tegelijk schuilt in die urgentie ook het gevaar dat zonder goede kennis van de echte werkelijkheid (te) snel naar generieke maatregelen wordt gegrepen, bedacht in de virtuele werkelijkheid van de overheid.

 

Generieke maatregelen zijn goed waar het gaat om zaken als het minimuminkomen. Maar bestaanszekerheid valt niet samen met het bestaansminimum in financiële zin, het begrip moet breder worden opgevat. Het bevat materiële en immateriële aspecten, gaat ook over effecten op somatische en psychische (on) gezondheid, over hoe iemand in de problemen is gekomen, over wat iemand wel en niet zelf kan, over verschillen tussen mensen, over de gevolgen voor kwetsbare mensen van het bureaucratisch moeras dat in de publieke sector is ontstaan, enzovoorts. Het gaat altijd over de mens en diens leefomgeving en hoe die op elkaar inwerken. Om dat te begrijpen is kennis van inwoners zélf onontbeerlijk. We moeten weten hoe zij hun problemen zien en ervaren, welke oplossingen zij zien, hoe zij de overheid en instellingen in de publieke sector wel of niet (durven te) vertrouwen. Ervaringskennis helpt bestuurders en beleidsmakers om beter te begrijpen wat de problemen in bestaanszekerheid zijn en hoe die het hoofd zijn te bieden.

 

Stelsels, mensen en het (on)vermogen onderscheid te maken

Nederland heeft uitgebreide en fijnmazige stelsels voor hulpverlening. Rechtsgelijkheid staat voorop, het hulpaanbod is voor iedereen toegankelijk. Er zijn wel een paar voorwaarden waaraan je moet voldoen om die hulp te krijgen:

  • Je moet de weg naar en binnen de hulpverlening kennen.
  • Je moet je problemen begrijpen en kunnen uitleggen bij de instantie waar je aanklopt.
  • Je moet voldoen aan de eisen en criteria van zo’n instantie of professional.
  • Je moet foutloos formulieren kunnen invullen.
  • Als je een doorverwijzing krijgt, moet je zelf het volgende adres weten te vinden.
  • Je moet niet stressgevoelig zijn.
  • Je functioneren moet niet gehinderd worden door psychische gezondheidsproblemen.

 

Beheer, beheersing en perverse prikkels

Om de kosten van de publieke sector in de hand te houden en onderdelen te kunnen (bij)sturen, is al het geld verdeeld over domeinen en daarbinnen weer in allerlei verschillende vakjes. De verwachting was dat het dan beter beheerd en beheerst zou worden. Dat niet alles op één hoop gegooid moet worden, behoeft geen uitleg, maar door elk probleem als een afzonderlijk iets te zien en niet naar onderliggende factoren te zoeken, is een opdeling ontstaan die het zicht op het geheel verloren heeft doen gaan. De stelling dat de huidige fragmentatie duurder en kwalitatief slechter is dan zou hoeven, is geen gewaagde. Ze is duurder omdat mensen niet afdoende worden geholpen, ronddolen door de publieke sector met een financieel fundament voor lokaal sociaal beleid, schade voor zichzelf en de samenleving en terug blijven komen. Duurder ook qua uitvoeringskosten, door onvoldoende houdbare resultaten, door veel dubbelop werk, door terugkerende hulpvragen, door gedemotiveerde uitvoerders.

 

De opdeling van de publieke sector is bedacht vanuit de wereld van bestuur en beleid; onvoldoende vanuit de empirische werkelijkheid van het leven van echte mensen. Dat is een ontwikkeling die zich al decennia afspeelt en ook verklaart waarom zoveel mensen in bestaansonzekerheid zijn komen te verkeren. Overzicht en samenhang ontbreken. Niemand heeft nog een volledig beeld van alle regels, noch van hoe regels elkaar dwars (kunnen) zitten in de uitvoering. Voor elk geadresseerd probleem is een nieuwe regel opgesteld, met eigen ratio’s en verantwoordingseisen. Dat heeft geleid tot het moeras waarin we zitten en het uit zich in publieke onmacht. Deze beheersmatig bedachte opdeling heeft perverse prikkels met zich meegebracht:

  • kokerkijken en kokerhandelen: alleen een stukje van een mens of een probleem zien en alleen daarnaar handelen;
  • louter opgelegde regels toepassen: er wordt niet naar een oplossing voor een probleem gezocht, maar gekeken of het probleem past binnen de regels die men beheert;
  • een onbeheersbare complexiteit: wie heeft nog overzicht, ziet nog verbanden, welke ruimte is er nog voor creativiteit?;
  • een administratieve gevangenis: achter elke regel of budget gaan afzonderlijke en strikte voorschriften voor verantwoording schuil, die het voor uitvoerders vaak onmogelijk maken om oplossingen te creëren.

 

Hoe dan wel?

Heldere werkprincipes geven richting voor een andere koers:

  • Oplossingen gaan voor regels. Niet het toepassen van regels staat voorop, maar de oplossingen die nodig zijn. Ruimte voor creativiteit!
  • Oplossingen staan in een langetermijnperspectief en reiken verder dan de ad hoc kwestie die de aanleiding is voor mensen om hulp te vragen. Op kokerkijken en kokerhandelen ligt een verbod.
  • Hulp wordt in samenhang georganiseerd. Duurzame oplossingen zitten niet in afzonderlijke voorzieningen of interventies.
  • Ervaringsdeskundigen worden als de nieuwe verbinders van de echte werkelijkheid en de wereld van beleid ingezet: vanaf het detecteren van problemen en de analyse ervan, tot en met het bepalen van oplossingen en hoe die te effectueren. Ze zijn gelijkwaardig aan professionele beleidsmakers en uitvoerders en worden naar hun waarde bezoldigd.
  • Praktijkbeleid vormt de kern van de aanpak. Het is de koppeling tussen beleid en werkelijkheid en verenigt deze tot nu toe gescheiden werelden.
  • Verantwoording wordt afgelegd op basis van aangepakte problemen, oplossingen of mislukkingen. Niet per domein, loket of instelling, of per regel, voorziening, of afzonderlijk budget.
  • Bij elk aan te pakken probleem wordt meegenomen hoe de intergenerationele overdracht van noden aan kinderen wordt doorbroken of voorkomen.

 

Dit artikel is een bewerking van het volledige artikel dat verscheen bij de Raad voor Openbaar Bestuur en is hier te vinden.